Speech at the ‘Algemene politieke en financiële beschouwingen rijksbegroting 1972’ (1971, excerpts)

Historical text by Hans Wiebenga. Part of Episode #3.

The text below consist of excerpts from a political speech by Hans Wiebenga given in 1971 to the Dutch parliament. Wiebenga, leader of PSP (Pacifist Socialist Party) which would later became part of the Dutch greens, makes the case that the dogma of economic growth leads to the violation of human rights and the destruction of life on our planet.

Hans Wiebenga speaking during the ‘Algemene politieke en financiële beschouwingen rijksbegroting 1972’, 1971. Photographer: Bert Verhoeff (Anefo). Courtesy of the Dutch National Archives.

Mr. President!

(…)

We believe that the doctrine of economic growth has had its day. Indeed, adherence to this doctrine is only possible if you turn a blind eye to the irrevocable and inevitable consequences, unacceptable from the point of view of human rights and the prospects of generations as yet unborn. These are consequences, which, incidentally, also threaten our own way of life in the short term and which, moreover, frustrate, if not destroy, the prospect of liberation from poverty, hunger and misery of the millions of people in developing countries.

(…)

Well, Mr President, we would like to ask the Government whether it takes this position [of continued economic growth] even if the results of research by the Massachusetts Institute of Technology prove to be correct, or even too optimistic in its assumptions? Has the Government included these research results by the Club of Rome (…) in establishing its proposed policies?

(…)

For us it’s clear at this point we will have to arrive at (…) an “agonising reappraisal”, a breathtaking, bewildering reappraisal of our national economic perspectives and developments, within the framework of an internationally responsible policy of reasonable raw material management instead of the existing unrestrained exploitation of raw materials, and of absolute priority given to saving our environment, if that is still possible, Mr President. Adjusting, slowing down and applying a limited number of restrictions while maintaining the same economic growth objectives, in our opinion, completely and utterly ignores the actual nature of the problem.

It will be interesting to see how many more Ministers of Economic Affairs this country will have, who will point to economic growth as a basis for hope instead of the basis for despair. 

(…)

Without a completely different way to prioritise the use of our natural resources, our labor and our capital resources, we will not succeed. Therein lies what we might call the challenge of our time. A challenge where there may be some room for postponement – however irresponsible that may be – yet no room for inertia. No dogmatics – not even the dogmatics of capitalist economic thought – can withstand the language of facts.


Mijnheer de Voorzitter!

(…)

Wij menen dat dit leerstuk van de economische groei volledig zijn tijd heeft gehad. Sterker nog, het vasthouden aan dit leerstuk is alleen mogelijk, wanneer men de ogen sluit voor de daaraan onherroepelijk en onvermijdelijk verbonden consequenties, die vanuit het gezichtspunt van de levensrechten en de levensmogelijkheden van vooral de nu nog ongeboren generaties als onaanvaardbaar moeten worden erkend. Dit zijn consequenties, die overigens ook op korte termijn onze eigen leefmogelijkheden bedreigen en die bovendien het perspectief op bevrijding uit armoede, honger en ellende van de miljoenenbevolking van de ontwikkelingslanden frustreren, aantasten, zo niet vernietigen. 

(…)

Welnu, mijnheer de Voorzitter, wij zouden de Regering met klem willen vragen, of zij dit standpunt inneemt ook indien de resultaten van het onderzoek van het M.I.T. (Massachusetts Institute of Technology) juist (of zelfs naar de aangenomen veronderstellingen nog te optimistisch) blijken te zijn? Heeft de Regering deze onderzoekingen van de Club van Rome (…) bij het vaststellen van dit beleidsuitgangspunt betrokken? 

(…)

Voor ons staat op dit moment wel al vast dat wij zullen dienen te geraken tot (…) een „agonising reappraisal”, een adembenemende, een verbijsterende herwaardering van onze nationale economische perspectieven en ontwikkelingen in het kader van een internationaal verantwoord beleid van redelijk grondstoffenbeheer (in plaats van de bestaande ongeremde grondstoffenroofbouw) en van volstrekte prioriteit voor het, zo mogelijk, mijnheer de Voorzitter, nog redden van ons leefmilieu. Iedere benadering van de milieuhygiënische problematiek die wil volstaan met wat bijsturen, afremmen en aanbrengen van een beperkt aantal beperkingen onder gehandhaafde economische groei-doelstellingen, miskent naar onze overtuiging totaal en volledig de eigenlijke aard van de problematiek.

Voor ons is het een interessante vraag hoeveel Ministers van Economische Zaken wij in dit land nog zullen meemaken die de economische groei zullen aanduiden als de grondslag van onze hoop in plaats van als die van onze wanhoop.

(…)

Zonder een volstrekt andere prioriteitenstelling in het gebruik van onze natuurlijke hulpbronnen, onze arbeid en onze kapitaalsmiddelen zullen wij er niet uit komen. Daar ligt wat wij zouden mogen noemen de uitdaging in onze tijd voor welk maatschappelijk stelsel dan ook. Een uitdaging, waarop het antwoord zich feitelijk nog wel voor enig – hoe weinig verantwoord dan ook – uitstel leent. Maar afstel is onmogelijk. Geen dogmatiek – ook niet de dogmatiek van het kapitalistische economische denken – is bestand tegen de taal van de feiten. 

Full text: https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19711972/0000216832/1/pdf/SGD_19711972_0000551.pdf